12 januari 2000, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 135 Nr 48
De stimulansopbrengst, de premie die apothekers ontvangen voor het afleveren van goedkopere geneesmiddelen zoals merkloze geneesmiddelen (generiek) en parallel geïmporteerde geneesmiddelen neemt zo langzamerhand marginale vormen aan. De totale stimulansopbrengst zal dit jaar naar verwachting uitkomen op een bedrag van ƒ 34 miljoen (zie figuur 1), nauwelijks 0,5% van de totale geneesmiddelenuitgaven. Vijf jaar geleden was de stimulansopbrengst ruim twee keer zo hoog. Per afgeleverd receptgeneesmiddel bedraagt de gemiddelde stimulansopbrengst op dit moment ƒ 0,33.
Toch meer generiek
Deze tendens lijkt in strijd te zijn met het feit dat apothekers steeds vaker (goedkopere) merkloze geneesmiddelen afleveren. In het derde kwartaal verstrekten de apotheken in 41 % van alle gevallen een generiek receptgeneesmiddel. Vijf jaar terug gebeurde dit in nauwelijks 28% van alle gevallen. Doordat het prijsverschil tussen generiek en specialitè is teruggelopen van gemiddeld 20% tot gemiddeld 6% levert het vervangen van merkgeneesmiddelen door merkloze geneesmiddelen per saldo minder besparingen op voor de patiënt en de zorgverzekeraar en daarmee minder stimulansopbrengsten voor de apotheek.
Prijsverschil
Bij de geneesmiddelen waarbij de meeste stimulansopbrengst wordt gerealiseerd (tabel 1) valt op, dat er in het algemeen een positief verband bestaat tussen de substitutiegraad (de mate waarin de maximaal te realiseren besparing gehaald is) en de stimulansopbrengst als percentage van de prijs van het geneesmiddel. Over het geheel genomen behalen de Nederlandse apotheken momenteel een substitutiegraad van 41%. Bij diverse middelen in de vermelde top-10 bedraagt de substitutiegraad 80% of meer. Bij acenocoumarol en menopauzegonadotrofine is de substitutiegraad zelfs zo hoog - bijna 100% - dat men zich kan afvragen of er hier nog wel sprake is van substitutie in de strikte zin des woords.
Bij de bovenste vijf middelen in het genoemde lijstje loopt de stimulanspremie als percentage van de prijs van het afgeleverde geneesmiddel op van 5% tot ruim 35%. Anders gesteld: als er belangrijke prijsverschillen bestaan tussen specialitè, generiek en parallelimport heeft de stimulansregeling een belangrijke invloed op het aflevergedrag van de apotheek. Zoals reeds eerder is gesignaleerd in de rubriek Farmacie in cijfers [Pharm Weekbl 2000;135(38):1413] zijn de onderlinge prijsverschillen in zijn algemeenheid echter juist gedaald. Daarmee wordt ook de impact van de stimulansregeling gereduceerd.
Tabel 1: stimulans top 10
Geneesmiddel (ATC-code) | Stimulans-opbrengst jan-jun 2000 (in gld.) | Substitutiegraad | Stimulansopbrengst als percentage van de prijs van het geneesmiddel |
1. Oestrogeen met levonorgestrel (G03AA07) | 1.850.000 | 79,7% | 15,6% |
2. Etidroninezuur met calcium (M05BB01) | 930.000 | 79,4% | 7,8% |
3. Fluoxetine (N06AB03) | 800.000 | 65,7% | 5,1% |
4. Acenocoumarol (B01AA07) | 760.000 | 98,4% | 29,4% |
5. Menopauzegonadotrofine (G03GA02) | 750.000 | 99,7% | 35,6% |
6. Enalapril/enalaprilaat (C09AA02) | 700.000 | 58,3% | 1,4% |
7. Lactulose (A06AD11) | 520.000 | 64,7% | 6,2% |
8. Simvastatine (C10AA01) | 470.000 | 31,2% | 0,5% |
9. Oestrogeen met levonorgestrel (G03AB03) | 390.000 | 67,2% | 6,7% |
10. Ibuprofen (M01AE01) | 380.000 | 84,1% | 5,0% |
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.