6 september 2000, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 135 Nr 23
Aan het begin van de huidige regeerperiode omarmde het kabinet het plan van professor Koopmans als leidraad voor de beteugeling van de stijgende geneesmiddelenuitgaven op langere termijn. Een van de zaken die Koopmans toen voorstelde, was om de ziekenhuizen budgettair verantwoordelijk te stellen voor de geneesmiddelen die medische specialisten poliklinisch voorschrijven. Niet alleen openbare apothekers maar ook een instantie als het College voor Tarieven in de Gezondheidszorg (CTG) hebben hun verontrusting geuit over dit voorstel. Uitvoering van dit idee zou onder meer tot gevolg kunnen hebben dat openbare apotheken een belangrijk deel van hun inkomsten zien wegvallen, zodanig dat het voorbestaan van diverse apotheekpraktijken in het geding is. Bovendien twijfelt men aan de motivatie die aan het voorstel ten grondslag ligt. Binnen de ziekenhuismuren gelden lagere geneesmiddelenprijzen dan daarbuiten. Koopmans en de zijnen menen dat deze lagere prijzen het resultaat zijn van een sterkere onderhandelingspositie van de ziekenhuizen ten aanzien van de geneesmiddelenleveranciers. In de praktijk is de duale prijsstelling meer het resultaat van de marketingstrategieën van de leveranciers zelf. De geneesmiddelen worden goedkoop via het ziekenhuis in de markt gezet, waarna het geld wordt terugverdiend via de patiënten die de middelen in de thuissituatie moeten blijven gebruiken. Geneesmiddelenfabrikant AstraZeneca bewees onlangs weer dat dit beleid tot averechtse effecten kan leiden. AstraZeneca heeft de intramurale geneesmiddelenprijzen opgetrokken richting het extramurale niveau.
Duurdere geneesmiddelen
Van de ruim 100 miljoen receptgeneesmiddelen die in 1999 door openbare apotheken zijn verstrekt, zijn er 17 miljoen receptgeneesmiddelen afgeleverd op voorschrift van een medisch specialist (tabel 1). Specialisten schrijven relatief duurdere geneesmiddelen voor. Gemiddeld kost een receptgeneesmiddel dat is voorgeschreven door een specialist ƒ 75,- (excl. de vaste receptregelvergoeding van ƒ 11,85 voor de apotheek), terwijl bij de huisarts en de overige voorschrijvers de gemiddelde kosten van een receptgeneesmiddel blijven steken op ruim ƒ 39,-. In totaal bepaalt de specialistenreceptuur 28% van de gemiddelde apotheekomzet aan receptgeneesmiddelen.
Politheken
Sinds 1 april 2000 is het mogelijk dat ziekenhuisapotheken geneesmiddelen kunnen leveren aan patiënten die niet in het ziekenhuis verblijven. Diverse ziekenhuizen hebben al laten weten dat als de voorgestelde poliklinische budgettering wordt doorgezet, zij genoodzaakt zijn om de geneesmiddelen via hun eigen zogeheten politheken te gaan leveren. Weliswaar zouden de geneesmiddelen in theorie nog via de openbare apotheek geleverd kunnen worden, maar dit leidt tot een duur en omslachtig administratietraject voor zowel de apotheek als het ziekenhuis.
Gulden middenweg
Met de wettelijke verplichting tot het nauwkeuriger registreren van specialistenreceptuur lijkt het Ministerie van Volksgezondheid gekozen te hebben voor een middenweg. Als openbare apothekers meer gegevens kunnen vastleggen over de voorschrijvend specialist, zoals zijn specialisme en het ziekenhuis waartoe de specialist behoort, komt er nuttige informatie beschikbaar over eventuele verschillen tussen het voorschrijfgedrag van medisch specialisten onderling respectievelijk het voorschrijfgedrag van specialisten en huisartsen. Binnen situaties van onderlinge samenwerking kan deze informatie bijdragen aan een verdere formulering en afstemming van formulariumafspraken.
Momenteel zijn ziekenhuizen en specialisten druk bezig om ervoor te zorgen dat de bewuste gegevens standaard op het recept wordt vermeld. Op het moment dat de softwarehuizen de noodzakelijke aanpassingen binnen de apotheekinformatiesystemen gereed hebben, zullen de apothekers in staat zijn deze gegevens uniform vast te leggen. Naar verwachting zullen deze aanpassingen na de zomer gerealiseerd zijn.
Tabel 1: Top-10 specialistenreceptuur via openbare apotheken in 1999
Geneesmiddelen-kosten (in miljoenen ƒ excl. BTW) | Aandeel in totale kosten voor het betreffende middel (%) | ||
1. | Omeprazol | 68 | 18 |
2. | Simvastatine | 44 | 22 |
3. | Atorvastatine | 36 | 33 |
4. | Somatropine | 27 | 72 |
5. | Insuline (humaan) | 26 | 36 |
6. | Mesalazine | 24 | 59 |
7. | Gosereline | 21 | 73 |
8. | Budesonide | 20 | 26 |
9. | Ciclosporine | 19 | 59 |
10. | Interferon beta 1a | 19 | 72 |
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.