27 augustus 1999, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 134 Nr 34
Nederland telde eind 1998 1.571 openbare apotheken (figuur 1). Dit zijn er 24 meer dan aan het einde van 1997. In vergelijking tot de voorgaande jaren is er sprake van een opvallende toename. Deze groei zet zich ook in 1999 voort. Sinds begin 1999 is het netto aantal apotheekvestigingen toegenomen met 12 (figuur 2). Het totaal aantal apotheken in Nederland komt daardoor medio 1999 uit op 1.583.
Tabel 1: nieuw gevestigde en opgeheven apotheken in Nederland in 1999
Nieuwvestigingen | 19 | |
- waarvan in stadsgebieden | 13 | |
- waarvan in plattelandsgebieden | 6 | |
Apotheken opgeheven | 7 | |
Toename aantal vestigingen | 12 |
Bron: Ledenadministratie KNMP
Meer concurrentie: lagere prijzen?
De Stichting Farmaceutische Kengetallen ziet deze toename vooral in het licht van de ontwikkeling van de nieuwbouwgebieden op de VINEX-locaties en het geliberaliseerde overheidsbeleid ten aanzien van apotheekvestigingen. Dit laatste is een uitvloeisel van het regeringsbeleid van het vorige kabinet (Paars I: 1994-1998). Vanuit de gedachte dat het ontstaan van meer distributiepunten leidt tot meer concurrentie en dat meer concurrentie leidt tot lagere prijzen (en daarmee lagere geneesmiddelenuitgaven) heeft de overheid een beleid ingezet, dat erop gericht is dat meer partijen zich gaan bezig houden met het exploiteren van apotheken. Eisen die vroeger aan apotheken gesteld werden, zijn niet langer van kracht. Deze eisen hadden onder meer betrekking op de 24-uurs-beschikbaarheid van de apotheek en de faciliteiten voor eigen apotheekbereidingen. Daarnaast kunnen sinds begin 1999 ook niet-apothekers apotheken exploiteren. Voorwaarde blijft wel dat de geneesmiddelenvoorziening plaatsvindt onder het toezicht van een apotheker. Afgezien van de komst van de Boots-apotheken heeft de liberalisering tot op heden niet echt geleid tot de komst van meer marktpartijen. Het heeft eerder tot gevolg gehad dat bestaande marktpartijen, in het bijzonder bepaalde farmaceutische groothandels, hun marktpositie hebben uitgebreid door het opkopen van apotheken en het opzetten van apotheekketens. In zekere zin staat het vorige kabinetsbeleid haaks op de huidige kabinetslijn die zich juist richt op de beheersing van geneesmiddelenuitgaven door middel van meerjarenafspraken en het versterken van de onderlinge samenwerking.
Belangrijkste inkomstenbron
De gemiddelde openbare apotheek bedient een patiëntenpopulatie van 9.000 personen waaraan jaarlijks in totaal 71.800 keer een geneesmiddel op voorschrift wordt verstrekt. Met deze geneesmiddelen is een omzet van ƒ 3.648.000 gemoeid. Van de totale omzet van ƒ 3.648.000 is 21,0 procent, ofwel ƒ 766.000, bestemd als vergoeding voor de apotheek. De materiaalkosten voor geneesmiddelen bedragen ƒ 2.882.000. De belangrijkste inkomstenbron voor de apotheek is de receptregelvergoeding (gemiddeld ƒ 660.000). Dit betreft de vaste apotheekvergoeding die de apotheek in rekening mag brengen bij het verstrekken van een WTG-geneesmiddel (geneesmiddelen die uitsluitend op recept en uitsluitend in de apotheek verkrijgbaar zijn). Voor 1999 is deze vaste receptregelvergoeding vastgesteld op ƒ 11,20. (Figuur 1)
Figuur 1: aantal openbare apotheken in Nederland
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.