Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / PW oude publicaties / 1998-38.htm

18 september 1998, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 133 Nr 38

Sinds 1 juli van dit jaar zijn de vergoedingsprijzen van WTG-geneesmiddelen die de apotheker bij de zorgverzekeraar respectievelijk de patiënt in rekening mag brengen met 4,77% verlaagd. Dit gebeurde naar aanleiding van de taakstelling die minister Borst de apotheekhoudenden heeft opgelegd. Bij deze wettelijke maatregel is een uitzondering gemaakt voor een selecte groep geneesmiddelen die voldoen aan een drietal criteria, te weten: dure geneesmiddelen die niet gelijkmatig verdeeld voorkomen bij de verschillende apotheken én waarbij de betreffende geneesmiddelenleveranciers niet of nauwelijks korting verstrekken.

Bij een groot aantal WTG-geneesmiddelen brengt de apotheker dus een beduidend lagere prijs in rekening dan de apotheekinkoopprijs die wordt opgegeven door de geneesmiddelenleverancier.

Dit is echter niet de enige reden waarom de vergoedingsprijs van een WTG-geneesmiddel die door de apotheker gedeclareerd mag worden, lager kan uitvallen dan de apotheekinkoopprijs. Bij generieke geneesmiddelen geldt volgens de richtlijnen van het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG) dat de vergoedingsprijs maximaal gelijk mag zijn aan de apotheekinkoopprijs van de goedkoopste leverancier die de gehele markt kan voorzien. Deze laatste kwalificatie heeft reeds diverse malen stof opgeleverd voor juridische procedures (Hoe kan worden beoordeeld dat een leverancier de gehele markt kan voorzien?). Bij parallel geïmporteerde geneesmiddelen geldt een met bovengenoemde regeling vergelijkbare variant: de vergoedingprijs van een parallel geïmporteerd geneesmiddel is maximaal gelijk aan de goedkoopste leverancier per land van herkomst. De (loze) registraties van goedkope parallelgeïmporteerde geneesmiddelen die niet of nauwelijks verkrijgbaar zijn, kunnen de apothekers in tweeërlei opzichten duur opbreken.

In de eerste plaats worden de apothekers op deze middelen afgerekend bij de diverse substitutieafspraken die er met zorgverzekeraars zijn overeengekomen. De vermelding in de KNMP-taxe wekt de indruk dat er met deze middelen aanzienlijke besparingen te realiseren zijn. In de praktijk is dit echter onmogelijk, omdat de betreffende middelen niet of nauwelijks verkrijgbaar zijn. De apothekers worden echter wel aangeslagen voor de 'gemiste' substitutiebesparing.

Als de apothekers met het oog op de substitutieafspraken met de zorgverzekeraars kiezen voor een parallelgeïmporteerde geneesmiddel van een andere leverancier uit het betreffende land, dan kan het resultaat van de hierboven vermelde COTG-regel zijn, dat de apotheker alleen een aanzienlijk lagere prijs in rekening mag brengen, dan de prijs waarvoor de apotheker het zelf heeft verkregen.

Op deze wijze schaden dergelijke leveranciers de apothekers dubbel en dwars.

Tabel 1: Top-5 afgeleverde parallelgeïmporteerde geneesmiddelen waarbij de vergoedingsprijs lager is dan de inkoopprijs

HPK

Geneesmiddel

Verlies* per voorschrift

1

536016

Rocephin® infusiepoeder flacon 2000mg

ƒ 82,22

2

673722

Serevent® rotadisk inhalpdr 50mcg 4do

ƒ 64,60

3

708712

Daivonex® water-emulgerende zalf 50mcg/g

ƒ 34,85

4

648302

Didrokit® (14tabl. didronel® 400mg +76 bruistabl. cacit®)

ƒ 28,06

5

682659

Clotrimazolum® gf hydrofiele creme 10mg/g

ƒ 26,41

* verschil tussen vergoedingsprijs en inkoopprijs van het geneesmiddel

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top