6 december 1998, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 133 Nr 24
Openbare apotheken hebben in het eerste kwartaal van 1998 fl 17,5 miljoen (incl. BTW) bespaard door middel van generieke substitutie (substitutie op stofniveau). Deze besparing is gerealiseerd doordat apothekers (duurdere) specialitès hebben vervangen door goedkopere generieke en parallelgeïmporteerde varianten.
De gemiddelde substitutiegraad van openbare apotheken bedroeg in het eerste kwartaal van 1998 40,1%. De substitutiegraad geeft de mate aan waarin apotheken de maximale besparing weten te realiseren. Dit houdt dus in dat apothekers in het eerste kwartaal van 1998 40,1% van de theoretisch maximaal haalbare besparing hebben gerealiseerd. In de praktijk is het onmogelijk om een substitutiegraad van 100% te behalen. Dit komt voornamelijk doordat een belangrijk deel van de goedkopere geneesmiddelen moeilijk of in beperkte mate leverbaar is. Van de extra te realiseren substitutiebesparing is in maart 1998 64% terug te voeren op geneesmiddelen die bij minder dan èèn op de tien apotheken verkrijgbaar zijn. Dit is vooral het geval bij parallelgeïmporteerde geneesmiddelen. Regelmatig worden er partijen parallelgeïmporteerde middelen tegen lage prijzen op de markt aangeboden. Het probleem is echter dat deze middelen vaak in beperkte hoeveelheden en slechts tijdelijk leverbaar zijn. In theorie zou dus met het afleveren van deze middelen een grote besparing gerealiseerd kunnen worden, maar in de praktijk kunnen veel apotheken deze middelen bij de groothandel niet krijgen. Een andere reden waarom apotheken geen substitutiegraad van 100% kunnen halen is dat het, op grond van farmacotherapeutische criteria, in sommige gevallen niet verantwoord kan zijn om tot substitutie over te gaan.
De gemiddelde substitutiegraad van apotheken beweegt zich het laatste halfjaar rond de 40%. In de ziekenfondssector ligt het percentage in het algemeen iets hoger dan in de particuliere sector. In het verleden was het verschil tussen de mate van substitutie in beide sectoren groter. Het zijn echter juist de ziekenfondsen waarmee de openbare apothekers in toenemende mate afspraken maken omtrent een te voeren substitutiebeleid. Kennelijk heeft dit beleid een uitstralingseffect naar de particuliere sector.
Substitutiegraad openbare apotheken per maand, eerste kwartaal 1998
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Beperkte leverbaarheid goedkopere geneesmiddelen, maart 1998
Substitutiealternatief beschikbaar bij: | Aandeel in substitutieverbetering |
minder dan 10% van de openbare apotheken | 64 % |
minder dan 5% van de openbare apotheken | 54 % |
minder dan 2,5% van de openbare apotheken | 32 % |
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.