Sterke toename aantal polyfarmaciepatiënten
7 juli 2016, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 151 Nr 27/28
Van alle bezoekers van wijkapotheken in 2015 was 13% een polyfarmaciepatiënt. Dit percentage is sterk afhankelijk van de leeftijd. Bij de 65- tot 70-jarigen is 25% van de apotheekbezoekers een polyfarmaciepatiënt en in de leeftijdsgroep 70 tot 75 jaar is dit opgelopen tot 33%. Bij de 75-plussers gebruikt 45% chronisch vijf of meer geneesmiddelen. Vanwege het speciale karakter zijn dienst- en poliklinische apotheken bij deze cijfers buiten beschouwing gelaten.
Definitie
Een polyfarmaciepatiënt is iemand die vijf of meer geneesmiddelen uit verschillende therapeutische groepen chronisch gebruikt. Volgens de multidisciplinaire richtlijn Polyfamacie bij ouderen is sprake van chronisch gebruik als aan een patiënt meer dan drie keer per jaar hetzelfde geneesmiddel is verstrekt of als minimaal één keer een geneesmiddel wordt verstrekt voor een gebruiksduur van negentig dagen of meer. Voor de vaststelling of sprake is van geneesmiddelen uit verschillende geneesmiddelgroepen hanteert de richtlijn een definitie op het niveau van therapeutische subgroepen (ATC3-niveau).
Afgelopen tien jaar
In de afgelopen tien jaar is het aantal polyfarmaciepatiënten sterk gestegen. In 2005 kon 8% van de apotheekbezoekers worden aangemerkt als polyfarmaciepatiënt. In 2015 was dit toegenomen tot 13%. Dit is een toename van 59%, die overeenkomt met een gemiddelde stijging van 4,7% per jaar. Daarbij valt op dat het grootste deel van de stijging in de eerste vijf jaar van het afgelopen decennium is gerealiseerd. Ter illustratie, in die periode bedroeg de toename gemiddeld 5,5% per jaar en in de vijf jaar daarna 4,0%. Bijna de helft van de toename van het aantal polyfarmaciepatiënten kan worden toegeschreven aan de vergrijzing. Het resterende deel komt door een toename van het geneesmiddelengebruik als gevolg van de ontwikkeling van richtlijnen en het beter volgen daarvan.
Richtlijnen
De geneesmiddelengroepen waarvan het aantal gebruikers onder polyfarmaciepatiënten de afgelopen tien jaar het sterkst toenamen, zijn maagmiddelen (A02B), cholesterolverlagers (C10A), vitamine D (A11A), antithrombotica (B01A) en bètablokkers (C07A). Hieruit blijkt duidelijk de invloed van de richtlijnen. Zo is het toenemende gebruik van vitamine D het gevolg van de gewijzigde kijk op de behandeling van osteoporose, die eind 2012 is vastgelegd in de NHG-standaard Fractuurpreventie.
Grafiek: Aandeel polyfarmaciepatiënten onder wijkapotheekbezoekers naar leeftijd (2005-2010-2015).
Stijging vooral in de eerste helft van het afgelopen decennium