Geneesmiddelenkosten in vijf jaar € 800 miljoen lager
17 september 2015, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 150 Nr 38
In 2014 declareerden openbare apotheken voor een bedrag van € 2878 miljoen aan geneesmiddelen bij verzekeraars ten laste van het wettelijk verzekerde pakket. Dit is het op één na laagste bedrag van de afgelopen tien jaar. In vergelijking met 2009 zijn de geneesmiddelenkosten, exclusief de vergoeding van de dienstverlening door de apotheek, in totaal met € 808 miljoen gedaald. Dit komt neer op een kostendaling van 22%. Uitgedrukt in aantal standaarddagdoseringen nam het geneesmiddelengebruik in die periode juist met 11% toe.
Sterkste kostendalers
Bij bijna de helft van de geneesmiddelengroepen op ATC2-niveau namen de kosten in de afgelopen vijf jaar af. Bij elkaar zorgden zij voor een kostendaling van € 1134 miljoen. De geneesmiddelenkosten van de immunosuppressiva (L04) daalden het meest. De kosten in deze groep daalden van € 357 miljoen in 2009 tot € 73 miljoen in 2014. Deze daling is vooral veroorzaakt doordat TNF-alfaremmers vanaf 2012 nog uitsluitend via het ziekenhuisbudget worden vergoed. RAS-remmers (C09), maagzuurremmers (A02) en cholesterolverlagers (C10) nemen de plaatsen twee tot en met vier in bij de groepen met de sterkste daling van de geneesmiddelenkosten. Bij deze groepen zorgden patentverloop, preferentiebeleid van de zorgverzekeraars en lagere wettelijke maximumprijzen van de overheid voor de lagere kosten, ondanks dat het geneesmiddelengebruik juist sterk toenam. Zo daalden de kosten van maagzuurremmers met 74%, terwijl het gebruik in de afgelopen vijf jaar met 44% toenam. Bij de maagmiddelen speelde bovendien mee dat de overheid de vergoeding in 2012 beperkte. De vijfde groep met een sterke daling van de kosten zijn de geslachtshormonen (G03). Dit komt enerzijds door de beperking van de vergoeding van de anticonceptiepil in 2011 en anderzijds door de overheveling van de fertiliteitshormonen naar het ziekenhuisbudget in 2014.
Sterkste kostenstijgers
De geneesmiddelengroepen waarbij de kosten toenamen, zorgden bij elkaar voor een stijging van € 294 miljoen. Bij de antivirale middelen voor systemisch gebruik (J05) was deze het sterkst, namelijk van € 144 miljoen in 2009 tot € 198 miljoen in 2014, een stijging van 30%. Het gebruik van deze middelen, die artsen met name bij hiv en aids inzetten, nam echter met 37% nog sterker toe. Ook bij de diabetesmiddelen (A10), antitrombotica (B01) en urologica (G04) stegen de kosten minder dan het gebruik. Lagere wettelijke maximumprijzen speelden hier een belangrijke rol. Bij de vitamines (A11) is sprake van een kostenstijging, van vooral vitamine D3, die sterker is dan de toename van het gebruik.
Figuur 1: Geneesmiddelengroepen (ATC2) met grootste kostenstijging/-daling (in € miljoen) (2009 - 2014).
Vijf groepen zijn samen goed voor kostendaling van ruim € 700 miljoen
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.