Veel instructies voor baby’s
4 september 2014, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 149 Nr 36
Voor het gebruik van sommige geneesmiddelen is een hulpmiddel noodzakelijk, waarvan het correcte gebruik een goede instructie vereist. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft met ingang van 2012 bepaald dat het verzorgen van dergelijke instructies een aparte farmaceutische prestatie is. Een apotheker mag deze instructie volgens de NZa declareren indien een hulpmiddel voor het eerst wordt toegepast of als een foutief gebruik van het hulpmiddel is geconstateerd. De NZa bepaalde verder dat de prestatie alleen geldt voor instructies voor hulpmiddelen voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept (UR) mogen worden verstrekt. Bovendien moeten apothekers de reden voor het geven van de instructie vastleggen in het patiëntendossier. Apothekers kunnen bij declaraties van de instructieprestatie niet terugvallen op een lijst met hulpmiddelen. In het algemeen wordt aangehouden dat een instructie kan worden gedeclareerd voor hulpmiddelen ten behoeve van de inhalatie van geneesmiddelen en voor injectiesystemen waarmee patiënten zichzelf geneesmiddelen toedienen.
Patiënten
De SFK heeft onderzocht aan welke patiënten en voor welke geneesmiddelen apothekers de prestatie Instructie UR-geneesmiddel gerelateerd hulpmiddel hebben gegeven. Hierbij is het voor de SFK wel mogelijk om na te gaan aan welke patiënten de instructie is gegeven maar niet precies voor welk hulpmiddel. Ook verzekeraars kampen hiermee omdat ook in de declaraties die relatie niet direct kan worden gelegd. Van de in het eerste halfjaar van 2014 door de apotheekteams gegeven instructies was 55% bestemd voor een vrouw. Van alle patiënten aan wie in deze periode een instructie is gegeven, kreeg 96% één instructie. Bij de overigen was sprake van twee hulpmiddelinstructies. Opvallend is het naar verhouding grote aandeel van de hulpmiddelinstructies dat bestemd is voor medicatie voor kinderen die in 2013 zijn geboren. Zij zijn goed voor 4% van de instructies. Dit verklaart het hoge aandeel van de instructies aan nul tot vijfjarigen. In die gevallen waarbij de SFK op basis van bovengenoemde criteria een duidelijke relatie vond tussen een instructie en het gebruik van een geneesmiddel, bleek 95% van de instructies bestemd te zijn voor patiënten die via een inhalator een geneesmiddel voor de luchtwegen gebruiken (ATC: R03). Dit verklaart waarschijnlijk ook het grote aandeel van de instructies voor de pasgeborenen. Voor hen zijn speciale inhalatiesystemen beschikbaar, zoals Babyhalers en Aerochamber Babymaskers. 3% van de instructies is bestemd voor mensen die antistollings middelen via een injectie gebruiken (ATC: B01). Zowel insulinegebruikers als gebruikers van corticosteroïden via een neusinhalator krijgen on geveer een half procent van de instructies.
Figuur 1: Procentuele verdeling hulpmiddeleninstructies naar leeftijdscategorieën van vijf jaar (2014).
Er is een piek te zien bij nul- tot vijfjarigen, vooral door instructies voor eenjarigen
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.