Urologen schrijven vooral prostaatmedicatie voor
11 juli 2013, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 148 Nr 28/29
De uitgaven aan receptplichtige geneesmiddelen die urologen in 2012 voorschreven, vormden 2,4% van alle uitgaven van specialistenreceptuur. Dit percentage komt overeen met het aandeel dat de recepten van urologen uitmaken van alle recepten van medisch specialisten. Doordat deze percentages voor urologen met elkaar overeenkomen, komen de uitgaven per recept van urologen overeen met het gemiddelde voor alle specialisten. Dat geldt niet voor alle specialismen. Zo zijn 23,1% van alle specialistenrecepten afkomstig van het specialisme inwendige geneeskunde, terwijl de daarmee gepaard gaande uitgaven 42,7% van de totale uitgaven aan specialistenreceptuur vormen. De uitgaven per recept zijn voor dit specialisme relatief hoog te noemen. Anders ligt dat bijvoorbeeld voor het medisch specialisme cardiologie, waar de uitgaven per recept verhoudingsgewijs laag zijn. De medisch specialisten uit deze categorie schrijven 13,3% van de recepten uit, maar die nemen slechts 5,3% van de uitgaven voor hun rekening.
Bij BPH
Urologen schrijven het vaakst geneesmiddelen bij goedaardige prostaatvergroting (BPH = Benigne Prostaat Hyperplasie) voor. In 2012 stond op 27,6% van de recepten van urologen een middel uit deze groep (ATC3-code G04C). Op het niveau van werkzame stoffen (ATC5) voert het BPH-middel tamsulosine (Omnic) met 11,8% de lijst van urologenrecepten aan. Uit dezelfde groep is de vaste combinatie van tamsulosine met dutasteride (Combodart) goed voor 5,5% van de urologenrecepten en dutasteride (Avodart) alleen voor 3,4%. Dat urologen deze middelen het meest voorschrijven wil niet zeggen dat deze groep vooral door urologen wordt voorgeschreven. Huisartsen schrijven in totaal bijna 90% van deze middelen voor. Uitgedrukt in standaarddagdoseringen (DDD) is het totale gebruik van BPH-middelen in de afgelopen vijf jaren met gemiddeld bijna 6% per jaar toegenomen tot 90 miljoen DDD’s. De hiermee gepaard gaande uitgaven zijn navenant gestegen en kwamen in 2012 uit op € 31,5 miljoen. De introductie van het combinatiemiddel Combodart in 2010 heeft niet geleid tot een verhoging van de gemiddelde uitgaven per DDD in de groep BPH-middelen. Dat komt omdat de kosten per DDD van het combinatiepreparaat vrijwel gelijk zijn aan die van dutasteride alleen.
Urologische middelen
De groep urologische geneesmiddelen met ATC3-code G04B bestaat voornamelijk uit twee heel verschillende subgroepen. Hiervan schrijven urologen de middelen bij urge-incontinentie (G04BD) het meest voor. Van deze groep die uit spasmolytica bestaat is solifenacine (Vesicare) goed voor 7,3% van de urologenrecepten. Voor fesoterodine (Toviaz) en darifenacine (Emselex) bedragen deze percentages respectievelijk 1,8% en 1,6%. Ook de middelen bij erectiestoornissen (G04BE) behoren tot de urologische middelen. Deze groep met bekende middelen als tadalafil (Cialis), sildenafil (Viagra)en vardenafil (Levitra) neemt 2,8% van de urologenrecepten voor zijn rekening. Opvallend is de voorkeur van urologen voor tadalafil. Ze schrijven dat bijna drie maal vaker voor dan sildenafil, terwijl in 2012 apotheken 15% meer sildenafil verstrekten dan tadalafil.
Antibiotica
De chinolonen (J01M ) nemen met 12,7% de derde plaats in bij de urologenrecepten. De voornaamste vertegenwoordiger is ciprofloxacine (Ciproxin) die met 8,4% alleen al goed is voor twee derde van alle chinolonenrecepten van de urologen. Chinolonen behoren tot de groep antibiotica die in totaal op het niveau van ATC2-code J01 goed zijn voor 24,6% van de recepten van urologen. Nitrofurantoïne (J01XE01) dat behoort tot de groep overige antibiotica staat op 5,1% van de recepten van urologen.
Figuur 1: Aandeel van de verschillende geneesmiddelgroepen (ATC3-niveau) in de recepten van urologen (2012)
Geneesmiddelgroep |
ATC3 |
Toepassing |
Geneesmiddel uit groep |
Aandeel urologenreceptuur |
---|---|---|---|---|
Middelen bij BPH |
G04C |
Bij BPH |
o.a tamsulosine |
27,6% |
Urologische middelen |
G04B |
Bij urine-incontinentie, erectiestoornissen |
o.a. solifenacine, sildenafil |
16,7% |
Chinolonen |
J01M |
Antibiotica |
ciprofloxacine |
12,7% |
Overige antibiotidca |
J01X |
Antibiotica |
Nitrofurantoïne |
6,5% |
Hormonen |
L02A |
o.a. bij carcinomen |
o.a. gosereline (Zoladex) |
3,9% |
Antihormonen |
L02B |
o.a. bij carcinomen |
o.a. bicalutamide (Casodex) |
3,8% |
Sulfonamiden-trimethoprim |
J01E |
Antibiotica |
o.a cotrimoxazol |
3,8% |
Penicillines |
J01C |
Antibiotica |
o.a amoxicilline met clavulaanzuur |
3,2% |
NSAID’s |
M01A |
Bij pijn |
o.a. diclofenac |
3,2% |
Laxantia |
A06A |
Bevordering darmlediging |
o.a. combinaties met macrogol |
1,5% |
Urologen schrijven het vaakst middelen bij BPH voor
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.