Medicijnen weer goedkoper door prijzenwet
3 oktober 2013, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 148 Nr 40/41
Op grond van de Wet Geneesmiddelenprijzen (WGP) stelt de Minister van VWS jaarlijks tweemaal nieuwe maximumprijzen voor geneesmiddelen vast. Deze wet bepaalt dat leveranciers geen hogere prijs voor een geneesmiddel mogen vragen dan een maximumprijs die gebaseerd is op de gemiddelde prijs van het betreffende geneesmiddel in België, Duitsland, Frankrijk en Groot–Brittannië. De meest recente vaststelling per oktober van dit jaar leidde ertoe dat leveranciers voor ruim een derde van alle receptplichtige geneesmiddelen een prijsverlaging doorvoerden ten opzichte van september. Bij 1,5% van de geneesmiddelen maakten leveranciers gebruik van de ruimte die de nieuwe maximumprijzen boden om hun prijzen te verhogen. Gemiddeld zorgde de aanpassing van de maximumprijzen per oktober voor een daling van het prijspeil met 1,8%. De SFK bepaalt de ontwikkeling van dit prijspeil door maandelijks de totale kosten van de door openbare apotheken verstrekte geneesmiddelen te vergelijken met die van dezelfde hoeveelheid van dezelfde geneesmiddelen tegen de prijzen van de daaropvolgende maand. Hierdoor ontstaat een prijsindex waarop wijzigingen in aantal en aard van de verstrekte geneesmiddelen geen invloed hebben.
Belangrijk instrument
Op dit moment heeft de WGP een reikwijdte die 80% van de omzet aan receptgeneesmiddelen in de openbare apotheek betreft. Voor ongeveer driekwart van die omzet geldt dat het verschil tussen de inkoopprijs en de maximumprijs minder dan een procent bedraagt en dus dat de WGP daarmee een direct drukkend effect op de prijs uitoefent. Met inbegrip van prijsdaling in april van dit jaar zijn de prijzen onder invloed van de WGP in 2013 met 2,4% gedaald. Hiermee is het effect van de WGP in lijn met de daling van 2 tot 4% in de afgelopen jaren. Ten opzichte van oktober 2007 zijn de prijzen van geneesmiddelen inmiddels 37,5% lager. Hiervan is meer dan de helft het directe gevolg van de prijzenwet, die daarmee het belangrijkste prijsbeheersinginstrument van de overheid is voor geneesmiddelen.
Dalers en stijgers
Binnen de groep spécialités en de groep parallel geïmporteerde spécialités daalde het prijspeil door de nieuwe maximumprijzen met 1,7% respectievelijk 2,7%. Hieraan droegen –in volgorde van financiële impact – Salofalk granulaat (mezalazine), Seretide (salmeterol/fluticason), Nexium (esomeprazol) en Seroquel (quetiapine) het meest bij. Binnen de generieke geneesmiddelen daalde het prijspeil in oktober met 1,3%. Valsartan, levetiracetam en temozolomide hebben hierop het meeste effect. Ondanks de daling van het prijspeil in oktober, waren er toch ook prijsverhogingen voor een
aantal geneesmiddelen. Digoxine (Lanoxin), dutasteride (Avodart) en clemastine (Tavegil) hebben het meest kostenverhogende effect. De nieuw vastgestelde maximumprijs was voor de leveranciers van dutasteride en clemastine aanleiding om de prijsverhoging door te voeren. De leverancier van Lanoxin heeft prijsverhogingen doorgevoerd voor twee van drie veel gebruikte sterkten van digoxine (Lanoxin). Dat zijn de sterkten waarvan de overheid al jaren een WGP-limiet vaststelt, maar waarvan de leverancier pas nu de ruimte gebruikt om de prijzen op te rekken. Dit leidt niet alleen tot een prijsstijging voor deze tabletten van gemiddeld 100%, maar ook tot een overschrijding van de GVS-vergoedingslimiet met hetzelfde percentage. Gebruikers van deze middelen moeten per 1 oktober ongeveer anderhalf of drie cent per tablet bijbetalen. Mogelijk dat de beperkte beschikbaarheid van een aantal sterkten van Lanoxin in het begin van dit jaar een rol speelt bij de nieuwe prijsstelling.
Grafiek 1: Prijseffecten per jaar vastgesteld in oktober (2007 t/m 2013).
De helft van de prijsdalingen vanaf 2007 is het directe gevolg van de prijzenwet
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.