Meer eerste uitgiften in poliklinische apotheek
18 maart 2010, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 145 Nr 11
Poliklinische of transmurale apotheken zijn in of vlakbij een ziekenhuis gevestigd, waarmee zij zich qua locatie onderscheiden van reguliere apotheken. Het zijn formeel openbare apotheken want zij verstrekken geneesmiddelen aan niet in het ziekenhuis opgenomen patiënten. Sommige poliklinische apotheken fungeren ’s avonds, ’s nachts en in het weekend ook als dienstapotheek.
Nieuwe vestigingen
Nadat de ziekenhuizen de wettelijke mogelijkheden kregen om ook geneesmiddelen te leveren aan patiënten die niet in het ziekenhuis verblijven, hebben vele ziekenhuizen besloten – al dan niet in samenwerking met reguliere apotheken – een poliklinische apotheek op te zetten. Vooral in 2009 nam het aantal poliklinische apotheken sterk toe. Toen openden veertien nieuwe vestigingen hun deuren. Daarmee telde Nederland eind 2009 bijna vijftig poliklinische apotheken die ten minste vergelijkbare openingstijden kennen als de polikliniek. Apotheken op ziekenhuisterreinen die ook ’s avonds, ’s nachts en in het weekend zijn geopend, zijn hierbij dus meegeteld.
Specialistenvoorschriften
Bij een reguliere openbare apotheek is slechts 15% van de voorschriften van receptplichtige geneesmiddelen afkomstig van een specialist. Gezien hun vestigingslocatie ligt het voor de hand dat dit percentage bij poliklinische apotheken veel hoger is, namelijk 90%. Ter wille van een juiste vergelijking zijn hierbij verstrekkingen tijdens avond–, nacht– en zondagdiensten buiten beschouwing gelaten. De meest verstrekte geneesmiddelen in de poliklinische apotheek zijn niet zozeer ’specialistische’ geneesmiddelen. Toch wijkt het patroon duidelijk af van dat van de reguliere apotheek. Als we kijken naar verstrekkingen van geneesmiddelengroepen op ATC3–niveau vormen de NSAID’s (niet–steroïde anti–inflammatoire en antireumatische middelen, M01A) in 2009 met een aandeel van 9,2% van alle verstrekte receptplichtige geneesmiddelen de grootste groep. Dit is bijna drie keer zo hoog als in reguliere apotheken. Maagzuurproductieremmers (A02B) en antithrombotica (B01A), op plaats twee en drie, hebben in de poliklinische apotheken een vergelijkbaar aandeel als in de reguliere apotheken.
De drie geneesmiddelengroepen met de hoogste kosten zijn middelen die relatief vaak door specialisten worden voorgeschreven.
Direct werkende antvirale middelen (o.a. bij hiv), gonadotrofinen en andere ovulatiestimulerende middelen (o.a. bij fertiliteitproblemen) en antimetabolieten (o.a. oncologische toepassingen) hebben kostenaandelen van respectievelijk 10,1%, 6,5% en 6,2%. Dat is drie tot twaalf maal zo hoog als in de reguliere apotheek.
Tarieven
Verstrekkingen tijdens de avond–, nacht– en zondagdiensten niet meegerekend, lag het gemiddelde tarief in poliklinische apotheken in de tweede helft van 2009 op € 8,45 per verstrekking. Dat is 50% hoger dan in de reguliere apotheek. De belangrijkste oorzaak is het hoge percentage (60%) eerste uitgiften in de poliklinische apotheken. Dit percentage komt bij reguliere apotheken uit op 18%. Poliklinische apotheken profiteerden relatief meer van het door de NZa verhoogde tarief voor de eerste uitgifte vanaf 1 mei 2009. Tot dat moment bedroeg de toeslag voor een eerste uitgifte ongeveer één vijfde van het basistarief. Vanaf 1 mei 2009 was de toeslag gelijk aan het basistarief. Ook het feit dat poliklinische apotheken nauwelijks geneesmiddelen in een weekdoseersysteem verstrekken, draagt bij aan een hoger gemiddeld tarief. Bij reguliere apotheken zit gemiddeld een kwart van de verstrekkingen in weekdoseersystemen. Deze kennen een lager tarief, maar mogen vaker in rekening worden gebracht.
tabel 1: Top-10 Geneesmiddelengroepen die in poliklinische apotheken in 2009 het meest zijn verstrekt, exclusief verstrekkingen tijdens avond-, nacht en zondagdiensten, vergeleken met de reguliere apotheek
Rang | Omschrijving | ATC | poliklinische apotheek aandeel | reguliere apotheek aandeel | reguliere apotheek rangorde |
---|---|---|---|---|---|
1 | NSAID’s bij reumatische klachten en pijn | M01A | 9,20% | 3,30% | 7 |
2 | maagzuurproductieremmende middelen | A02B | 5,60% | 6,20% | 1 |
3 | bloesdstollingremmende middelen | B01A | 5,00% | 6,00% | 2 |
4 | penicillines (antibioticum) | J01C | 3,40% | 1,40% | 23 |
5 | opioïde pijnstillers | N02A | 3,30% | 1,70% | 17 |
6 | corticosteroiden voor systemisch gebruik | H02A | 3,00% | 1,00% | 30 |
7 | bètablokkers (o.a. bij hoge bloeddruk) | C07A | 2,80% | 5,40% | 3 |
8 | laxantia | A06A | 2,60% | 1,10% | 27 |
9 | Huidpreparaten met een corticosteroide (o.a. bij eczeem) | D07A | 2,50% | 1,70% | 19 |
10 | oogdruppels met ontstekingsremmers | S01B | 2,30% | 0,30% | 64 |
Vier van de tien geneesmiddelengroepen die het meest worden verstrekt in poliklinische apotheken komen ook voor in de top 10 van reguliere apotheken.
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.