Co-medicatie bij angina pectoris verbeterd
21 januari 2010, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 145 Nr 3
Angina pectoris is een hart– en vaatziekte die gekenmerkt wordt door vernauwingen in de kransslagaderen. Dit heeft tot gevolg dat de kransslagaderen onvoldoende zuurstofrijk bloed naar de hartspier kunnen aanvoeren. Daardoor ontstaan de typische angina–pectorisklachten zoals drukkende pijn op de borst.
De pijn kan uitstralen naar de nek, kaak, armen of rug en ook klachten als misselijkheid en kortademigheid kunnen voorkomen. Hoewel een aanval van pijn op de borst niet direct gevaarlijk hoeft te zijn, kan de aandoening ook leiden tot een verhoogd risico op een hartinfarct. Angina pectoris treft veelal mannen boven de 60 jaar en vrouwen boven de 70 jaar.
Geneesmiddelen
Naast levensstijlaanpassingen, zoals stoppen met roken, voldoende bewegen en afvallen, worden medicijnen ingezet in de behandeling van angina pectoris. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om nitraten, bètablokkers en calciumantagonisten. De eerste stap in de behandeling van angina pectoris is bestrijding van de aanval met isosorbidedinitraattabletten of nitroglycerinespray, beide voor onder de tong. Als de klachten vaker optreden (meer dan twee keer per week), komt onderhoudstherapie in aanmerking om de aanvallen te voorkomen. Naast nitraten komen hiervoor ook bètablokkers en calciumantagonisten voor dagelijks gebruik in aanmerking. In 2009 verstrekten de openbare apotheken 2 miljoen keer een nitraat. Het leeuwendeel van deze verstrekkingen (85%) betrof tabletten als onderhoudsmedicatie. Ongeveer 290.000 keer zijn sprays of tabletten voor onder de tong afgeleverd ter aanvalscoupering. Verstrekkingscijfers van bètablokkers en calciumantagonisten laten we hier buiten beschouwing omdat deze middelen ook worden toegepast bij andere aandoeningen.
Secundaire preventie
Hoge bloeddruk of een hoog cholesterolgehalte zijn aandoeningen die een negatieve invloed op de bloedvaten kunnen hebben. Ter voorkoming hiervan zetten artsen dikwijls comedicatie in bij patiënten met angina pectoris. Zowel in de CBO–richtlijn als in de NHG–standaarden wordt aanbevolen om alle patiënten met angina pectoris te behandelen met de bloedplaatjesaggregatieremmer acetylsalicylzuur. Uit SFK–gegevens blijkt dat eind 2009 85% van de patiënten met angina pectoris een antitromboticum, zoals acetylsalicylzuur, als comedicatie heeft gekregen. Hoewel dit nog niet alle angina–pectorispatiënten zijn, ligt dit aandeel wel hoger dan voorheen. Zo bedroegen deze percentages in 2005 en in 2008 respectievelijk nog 81 en 83. Daarnaast wordt geadviseerd om angina–pectorispatiënten met een verhoogde cholesterolspiegel te behandelen met een cholesterolverlager van het statinetype en dit te overwegen bij patiënten zonder verhoogde cholesterolwaarden maar met een sterk verhoogd risico. Het is daarmee dus niet gezegd dat al deze patiënten een cholesterolverlager dienen te krijgen. Vorig jaar is aan 70% van de patiënten met angina pectoris een cholesterolverlager verstrekt. Net als bij secundaire preventie met een antitromboticum is ook dit aandeel de afgelopen jaren gegroeid. In 2005 kreeg nog 55% van de patiënten met angina pectoris een statine, en in 2008 67%.
Nieuw programma
In samenwerking met KNMP/WINAp en het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik heeft de SFK een nieuw praktijkondersteunend programma ontwikkeld over angina pectoris. Hiermee kan de apotheker, samen met de huisarts, gericht de farmaceutische zorg voor deze patiënten monitoren en waar nodig verbeteren. Iedere SFK–deelnemer met een all–in abonnement op de praktijkprogramma’s zal in februari automatisch toegang krijgen tot dit nieuwe programma.
Figuur 1: Aandeel patiënten met angina pectoris dat secundaire preventie krijgt met antitrombotica en cholesterolverlagers
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.