Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2010 / Tariefinkomsten verschillen sterk

Tariefinkomsten verschillen sterk

14 januari 2010, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 145 Nr 2

De NZa heeft de maximumtarieven voor apotheekhoudenden in 2010 met 9% verhoogd tot een gemiddeld tarief van € 7,91. Naar verwachting zal bijna 70% van de apotheken dit beoogde gemiddelde tarief niet halen.

De NZa heeft begin december 2009 maximum– tarieven voor farmaceutische zorg vastgesteld die vanaf 1 januari 2010 van kracht zijn. Hierbij hanteert de NZa als uitgangspunt dat het gemiddelde maximumtarief uitkomt op een bedrag van € 7,91. Dit is een stijging van 9% ten opzichte van de tarieven die vanaf mei 2009 golden.
Naast het maximumtarief kent de tariefbeschikking van de NZa evenals vorig jaar ook een maximaal verhoogd tarief. Er mag uitsluitend een verhoogd tarief in rekening worden gebracht als hieraan een schriftelijke overeenkomst tussen de verzekeraar en de apotheker ten grondslag ligt. De maximaal verhoogde tariefbedragen liggen 26% hoger dan het maximumtarief en komen gemiddeld uit op een bedrag van € 10,00. Daarmee is de ruimte tussen het maximumtarief en het maximaal verhoogde tarief toegenomen van € 0,64 tot € 2,09.
De NZa heeft geen reden voor deze aanzienlijke toename gegeven. Ook heeft de NZa zich – in tegenstelling tot andere jaren – niet uitgelaten over de hoogte van het bedrag waarop een kostendekkend tarief zou moeten uitomen.
Evenals vorig jaar blijft ook de hoogte van de clawblack onderhandelbaar. Het is echter de vraag of apothekers volledig kunnen profiteren van de onderhandelingsruimte die zorgverzekeraars van de NZa hebben gekregen.

Praktijkkostenvergoeding

Het maximumtarief is gebaseerd op de praktijkkostenvergoeding van een door de NZa gedefinieerde standaardapotheek. De NZa heeft deze praktijkkostenvergoeding per 1 januari 2010 bijgesteld van € 597.693 naar € 668.527 om de verminderde inkomsten van apotheken onder meer als gevolg van het door zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid op te vangen.
Hierbij gaat de NZa uit van een zogenaamde jaarlijkse productie van 84.904 eenheden. Een eenheid is een door de NZa gehanteerde kunstgreep om de productie van de rekenapotheek te laten corresponderen met het aantal WMG–verstrekkingen dat van toepassing zou zijn geweest bij de oude tariefsystematiek die gold tot 1 juli 2008. In de praktijkkosten is het norminkomen voor de apotheker van € 108.064 begrepen. Op aanwijzing van de minister van VWS heeft de NZa het inkomensdeel binnen de tarieven van vrije beroepsbeoefenaren in de zorg als bezuinigingsmaatregel niet geïndexeerd, zodat dit norminkomen even hoog is als in 2009.
Het norminkomen omvat naast het bruto jaarsalaris ook zaken als sociale lasten, premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenbijdrage. Het bruto jaarsalaris voor de apotheker is bijna € 80.000, hetgeen correspondeert met een bruto maandsalaris van € 6150.

Meeste apotheken onder gemiddelde

In de praktijk zullen de meeste apotheken het gemiddelde tarief van € 7,91 niet halen. Op basis van de verstrekkingen in de periode september tot en met november 2009 zal 83% van de apotheken een lager tarief ervaren. Het ervaren gemiddelde is de opbrengst van alle door de NZa onderscheiden prestaties tegen maximumtarieven gedeeld door het aantal WMG–verstrekkingen.
Voor vergelijking met het door de NZa beoogde gemiddelde dient het totaal aantal verstrekkingen te worden teruggerekend naar het aantal volgens de oude tariefsystematiek. Als hiervoor wordt gecorrigeerd zal 69% van de apotheken op een lager dan gemiddeld tarief uitkomen. Bovendien zijn de verschillen tussen apotheken groot. Aan de ene kant komt 1 op de 10 apotheken uit op een tarief dat zo’n 7,2 tot 11,4% lager ligt dan het beoogde gemiddelde, terwijl aan de andere kant van het spectrum een tarief zal worden gehaald dat minstens 7,4% hoger dan gemiddeld is. Vooral bij poliklinische apotheken en dienstapotheken kan dit oplopen tot een tarief dat een factor 1,4 tot 2,8 hoger ligt dan het beoogde gemiddelde. De grote onderlinge verschillen roepen daarmee de vraag op of de tariefstructuur recht doet aan de verschillen in praktijkkosten.

Figuur 1: Percentage openbare apotheken met verwacht gemiddeld tarief op basis van WMG-verstrekkingen over de periode september tot en met november 2009

Bijna 70% van de apotheken zal het door de NZa vastgestelde maximumtarief niet halen.

Tabel 1: Opbouw maximumtarief apotheek per 1 januari 2010*

Praktijkkostenvergoeding Receptregelvergoeding
Personeelskosten348.0644,1
Huisvestingskosten66.5630,78
Algemene kosten87.0171,02
ICT kosten26.2540,31
Financiële kosten21.1910,25
Auto- en bezorgkosten11.3740,13
Brutojaarsalaris apotheker80.0000,94
Aanvullende inkomensvergoeding28.0640,33
Totale vergoeding66.85277,87
Nacalculatie tarief 20090,04
Gewogen gemiddelde vergoeding7,91

Het norminkomen omvat naast het bruto jaarsalaris van € 80.000 ook aanvullende inkomensvergoedingen zoals sociale lasten, premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenbijdrage.

*) Indicatieve raming op basis van NZa-gegevens

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top