Gecombineerde aanpak hoge bloeddruk
29 januari 2009, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 144 Nr 5
Antihypertensiva behoren tot diverse groepen: diuretica, bètablokkers, calciumantagonisten en RAAS-remmers. Niet alle geneesmiddelen uit deze groepen worden bij hoge bloeddruk ingezet en bovendien hebben de middelen die daarvoor wel worden gebruikt behalve hypertensie vaak nog andere toepassingen. Omdat de SFK niet op de hoogte is van de reden van voorschrijven, hanteert zij voor de antihypertensiva een enigszins arbitraire indeling op basis van ATC-coderingen*.
De Nederlandse apothekers verstrekten in 2008 1,4 miljard standaarddagdoseringen (DDD’s) van deze geneesmiddelen, 7,1% meer dan in 2007. In 2008 gebruikten zo’n 2,4 miljoen Nederlanders antihypertensiva. De daarmee gepaard gaande kosten, zonder de vergoeding voor de werkzaamheden in de apotheek, komen uit op € 360 miljoen. Mede als gevolg van het preferentiebeleid zijn deze kosten 9,2% lager dan de € 395 miljoen van 2007.
Gemiddeld steeg het gebruik van antihypertensiva in de periode 2002 tot en met 2008 jaarlijks met zo’n 8,5%. De diuretica en de bètablokkers bleven met een gemiddelde stijging van 6% iets achter en de RAAS-remmers gingen met een stijging van 10% aan kop.
Combinaties
Niet zelden dient een combinatie van antihypertensiva ter bestrijding van hoge bloeddruk. Sommige combinaties zijn als kant-en-klaar handelspreparaat beschikbaar. Vaak ook worden verschillende antihypertensiva naast elkaar geslikt. 54% van de antihypertensivagebruikers slikt een combinatie. Bij de rest volstaat een enkelvoudige behandeling.
Diuretica
Diuretica dragen bij aan de bloeddrukverlaging door uitscheiding van vocht en mineralen. Er zijn twee belangrijke groepen diuretica: de thiaziden (en aanverwante middelen) en de lisdiuretica. Alleen de eerstgenoemde groep wordt doorgaans bij hypertensie gebruikt, de lisdiuretica worden veelal bij hartfalen ingezet. 43,6% van de antihypertensivagebruikers slikt diuretica. Het deel dat uitsluitend diuretica gebruikt blijft beperkt tot 7,1%. 18,6% gebruikt diuretica in een vaste combinatie met een bètablokker of een RAAS- remmer, terwijl de overige 17,9% naast een diureticum apart een ander hypertensiemiddel krijgt.
Bètablokkers
De toepassing van bètablokkers bij hypertensie berust op verlaging van de hartfrequentie en vermindering van de hartslagkracht. Tot de groep antihypertensiva worden hier alleen de selectieve bètablokkers gerekend. Een andere toepassing van bètablokkers is angina pectoris. 1,1 miljoen Nederlanders, bijna de helft van de antihypertensivagebruikers, slikken een selectieve bètablokker. Driekwart miljoen mensen gebruiken metoprolol, al enkele jaren het meest verstrekte receptgeneesmiddel in Nederland.
Ook bètablokkers worden in combinatie met andere antihypertensiva gebruikt. Slikt 3% van de antihypertensivagebruikers een vaste combinatie met een diureticum, 4,2% gebruikt beide middelen los naast elkaar. 13,2% gebruikt een bètablokker en een RAAS-remmer naast elkaar en 4,7% combineert deze beide middelen met een dihydropyridine.
Dihydropyridines
Van de calciumantagonisten vinden de dihydropyridines vaker toepassing bij hypertensie dan de calciumantagonisten die bij angina pectoris de voorkeur genieten. Bijna een half miljoen mensen gebruiken een dihydropyridine. Slechts 75.000 mensen gebruiken daarnaast geen ander antihypertensivum. De rest gebruikt losse combinaties, 150.000 van hen gebruiken een RAAS-remmer – al dan niet samen met een diureticum – tegelijk met een calciumantagonist.
RAAS-remmers
RAAS-remmers remmen het renine-angiotensine- aldosteronsysteem, wat via een complex mechanisme resulteert in bloeddrukverlaging. De groep is onder te verdelen in de ACE-remmers die in de jaren tachtig op de markt kwamen en angiotensine-II-antagonisten, die een decennium later volgden. 63% van de antihypertensivagebruikers slikt een RAASremmer, ruim 1,5 miljoen mensen. Ruim 800.000 personen gebruiken een ACE-remmer, van wie 15% in vaste combinatie met een diureticum. De overige 700.000 mensen gebruiken een angiotensine-II-antagonist, 32% van hen ontvangt een combinatie met een diureticum.
* De informatie op deze pagina heeft betrekking op de volgende ATC-groepen: thiaziden en aanverwante middelen (C03A en C03B), combinaties van diuretica en kaliumsparende middelen (C03E), selectieve bètablokkers (C07AB), combinaties van bètablokkers en diuretica (C07B en C07C), dihydropyridines (C08CA) en RAAS-remmers inclusief combinaties (C09).
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.