Te veel hart voor rosiglitazon
14 juni 2007, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 142 Nr 24
Medicatie
Rosiglitazon behoort samen met pioglitazon tot de thiazolidinedionen. Deze middelen verhogen de gevoeligheid van het weefsel voor insuline. Dat is gunstig bij patiënten met diabetes type 2, die wel over insuline beschikken maar er niet genoeg van kunnen produceren. Verlaging van de bloedsuikerspiegel voorkomt op termijn schade aan hart, vaten, ogen, nieren en het zenuwstelsel. Rosiglitazon heeft echter als nadeel dat het het lichaamsgewicht, de hoeveelheid lichaamsvocht en het gehalte schadelijke vetten verhoogt. Op de lange termijn zouden deze schadelijke effecten de voordelen van een lagere suikerspiegel teniet kunnen doen.
Nieuwe inzichten
In de New England Journal of Medicine (NEJM) werd bij patiënten met diabetes mellitus type 2 rosiglitazon vergeleken met placebo's en andere bloedsuikerverlagende middelen. Bij deze patiënten was het risico op een hartinfarct 43% en het risico op sterfte door hart-en vaatziekten 64% hoger. De commentatoren in de NEJM concluderen dat de risico’s van een langdurige behandeling met rosiglitazon tot nu toe niet afdoende zijn onderzocht.
Niet volgens standaard
De NHG-standaard beveelt rosiglitazon bij de behandeling van standaard Diabetes mellitus type 2 niet aan. Als een patiënt zonder hartfalen de bloedsuikerspiegel niet voldoende kan verlagen door middel van een dieet of metformine, komt pioglitazon in aanmerking. Onderzoek heeft voor dit middel geen schadelijke werking op hart en vaten gevonden. Artsen kiezen echter vaker voor rosiglitazon dan voor pioglitazon.
Afweging van nut en risicos moet beter
Rosiglitazon en pioglitazon zijn gecontraindiceerd bij hartfalen. Bij patiënten met hart- en vaatziekten horen artsen rosiglitazon terughoudend voor te schrijven. De SFK beschikt niet over de reden van voorschrijven en is daarom aangewezen op de registratie van de verstrekking van andere middelen om hartfalen, angina pectoris en een eerder hartinfarct bij benadering vast te kunnen stellen. Artsen houden bij de keuze voor een oraal bloedglucoseverlagend middel onvoldoende rekening met met cardiovasculaire risicofactoren. 36% van de gebruikers van rosiglitazon heeft een risicofactor, bij metformine is dat 40%. Bij patiënten met cardiovasculaire problemen die rosiglitazon gebruiken zou de arts de behandeling daarmee moeten heroverwegen. Per apotheek gaat het om gemiddeld 8 patiënten.
Figuur 1: Afleveringen van orale bloedsuikerverlagende middelen per kwartaal (zonder metformine)
Artsen kiezen vaker voor rosiglitazon dan voor pioglitazon. Metformine werd in 2006 met 1.950.000 verstrekkingen het meest afgeleverd . Binnen de sulfonylureumderivaten neemt alleen het gebruik van glimepiride toe. Glibenclamide raakt uit de gratie, het is niet meer in de NHG-standaard opgenomen.
Figuur 2: Aandeel patiënten met hartfalen, angina pectoris of eerder hartinfarct naar orale bloedsuikerverlagende medicatie
Het aandeel patiënten met risico's bij rosiglitazon en pioglitazon is bijna even hoog als bij de andere middelen. Bij de keuze voor een oraal bloedglucoseverlagend middel houden voorschrijvers nauwelijks rekening met een cardiovasculaire aandoening.
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.