Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

U bent hier: Home / Publicaties / SFK nieuws in PW / 2006 / Dihydropyridines als monotherapie

Dihydropyridines als monotherapie

23 november 2006, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 141 Nr 47

Dihydropyridines worden voorgeschreven bij angina pectoris en bij hoge bloeddruk. Volgens de richtlijnen doet men er goed aan deze medicatie in combinatie met andere cardiovasculaire geneesmiddelen te gebruiken. Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen krijgt echter een op de zes dihydropyridinegebruikers geen enkel ander cardiovasculair middel.

Trends

Het aantal verstrekte voorschriften aan dihydropyridines verdubbelde in bijna tien jaar van 457.000 in 1997 tot 1.032.000 in 2005. Het overgrote deel van deze stijging komt voor rekening van amlodipine (figuur 1). Amlodipine nam in het eerste kwartaal van 1997 39 % van de dihydropyridinevoorschriften voor zijn rekening. In het derde kwartaal van 2006 is dat percentage gestegen tot 55. Op dit moment bestaat 88 % van de dihydropyridinevoorschriften uit amlodipine of nifedipine.

Therapie

Dihydropyridines behoren tot de calciumantagonisten. Ze verlagen de bloeddruk zonder het hartritme te beïnvloeden. De NHG-Richtlijn Cardiovasculair risicomanagement adviseert dihydropyridines pas aan bestaande medicatie toe te voegen wanneer de bloeddruk onvoldoende daalt door het gebruik diuretica en bètablokkers. Ook komen de dihydropyridines in aanmerking wanneer er contra-indicaties voor de andere soorten bloeddrukverlagende middelen bestaan. Ten slotte kan een patiënt met angina pectoris een dihydropyridine met gereguleerde afgifte gebruiken als onderhoudsmedicatie, naast een nitraat als aanvalsmedicatie. Als dihydropyridines volgens de bestaande richtlijnen worden gebruikt, zou dat dus niet als monotherapie behoren te zijn.

Monotherapie

In 2005 gebruikten in Nederland bijna 91.000 patiënten een dihydropyridine zonder dat ze een ander cardiovasculair middel (diureticum, bètablokker, ACE-remmer, angiotensine-II-antagonist of een nitraat) kregen. Dat is 17,2 % van alle patiënten die een dihydropyridine gebruiken. Onder de patiënten die in 2005 een eerste voorschrift voor een dihydropyridine kregen, is dit vrijwel even hoog (16,8 %). Een nitraatrecept kan als aanvalsmedicatie voor lange tijd voldoende zijn. Verlengen we de waarnemingsperiode voor de cardiovasculaire comedicatie tot twee jaar, dan daalt het percentage monotherapie licht, tot 15,3. Van de patiënten die in 2005 een dihydropyridine als monotherapie gebruikten was 56 % vrouw en 55 % was ouder dan 65 jaar (figuur 2). Tussen 50 en 80 jaar is het aandeel monotherapiegebruikers op alle gebruikers van dihydropyridines bijna constant: 16 %.

Uw apotheek?

Het Praktijkondersteunend Programma Hypertensie spoort patiënten met dihydropyridines als monotherapie op. Dit FPZ-zorgrapport toont maandelijks de aantallen patiënten en vergelijkt de resultaten per apotheek met landelijke kengetallen. Voor de gevonden patiënten geeft het FPZ-patiëntenrapport aan of de gesignaleerde monotherapie met dihydropyridines mogelijk het gevolg is van therapieontrouw met bètablokkers of thiazidediuretica. Apothekers kunnen patiënten vervolgens voor een herbeoordeling van de therapie aan de huisartsen voorleggen.

Figuur 1: Aantal dihydropyridinevoorschriften in 2005

Figuur 2: Gebruikers met een monotherapie van dihydropyridines naar leeftijd en geslacht (2005)

Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen

Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits onder volledige bronvermelding.

Back to top