Weer meer herhaalreceptuur
1 september 2006, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 141 Nr 35
Eerste voorschrift
In de terugkoppelingsinformatie aan de apothekers hanteert de SFK het begrip eerste voorschrift. Van een eerste voorschrift is sprake indien aan een persoon een geneesmiddel wordt verstrekt dat in het half jaar voorafgaand aan die verstrekking niet eerder aan die patiënt is verstrekt. Van de 123 miljoen receptplichtige voorschriften die in 2005 door de Nederlandse openbare apotheken zijn verwerkt, ging het in ruim 33 miljoen gevallen (27,2%) om een eerste voorschrift. Bijna 89 miljoen keer werd een geneesmiddel verstrekt dat minder dan en half jaar geleden ook al was voorgeschreven. Onder hetzelfde geneesmiddel wordt door de SFK verstaan dat de geneesmiddelen dezelfde werkzame stof bevatten (gelijke ATC5-groep). De kosten aan eerste voorschriften bedroegen € 470 miljoen, dat is 15,2% van de totale kosten aan WTG-geneesmiddelen. De kosten aan herhaalreceptuur waren met ruim € 2,6 miljard bijna 5,5 keer zo hoog.
Mede door de vergrijzing neemt het aandeel eerste voorschriften gestaag af. Waar dit aandeel in 2005 27% bedroeg, ging het in 2003 in 29 % van de gevallen om een eerste voorschrift was. In 2001 kwam het percentage eerste voorschriften nog uit op 32%. Dit wijst erop dat het chronisch gebruik van geneesmiddelen toeneemt.
Chronische medicatie
Een groot deel van de middelen die binnen een half jaar opnieuw worden voorgeschreven, heeft betrekking op herhaalreceptuur voor chronische medicatie. Over het begrip chronische medicatie bestaan verschillende opvattingen. Als de definitie strak wordt gehanteerd, dan zouden hiervoor alleen geneesmiddelen in aanmerking komen die bedoeld zijn voor langdurig zo niet levenslang gebruik. Hierbij valt te denken aan middelen tegen hoge bloeddruk, cholesterolverlagers, sommige antistollingsmiddelen, middelen tegen epilepsie en middelen bij diabetes. In de praktijk blijken er ook middelen toe gerekend te worden die weliswaar langdurig gebruikt worden, maar waarvoor het advies bestaat om het gebruik na kortere of langere tijd af te bouwen of te staken. Voorbeelden hiervan zijn zoals slaapmiddelen en antidepressiva.
Geneesmiddelen: meest herhaald...
De groep geneesmiddelen waarvoor de meeste herhaalrecepten worden uitgeschreven, zijn de antistollingsmiddelen met bijna 5,5 miljoen verstrekkingen (tabel 1). De herhaalreceptuur maakt 89,8% uit van alle recepten binnen deze groep. De geneesmiddelengroep die het hoogste herhaalpercentage kent (95,0%), is die van de thyreomimetica, de schildklierhormonen. Het gaat daarbij om een half miljoen voorschriften. Antibiotica worden bijna vanzelfsprekend weinig herhaald. Toch werd in 2005 in bijna 450.000 gevallen (16,6%) binnen een half jaar opnieuw een penicilline voorgeschreven die eerder ook al was verstrekt. Ongeveer gelijke percentages gelden voor de antibioticumgroepen tetracyclines (20,0%) en macroliden (16,5%).
...en met hoogste herhaalkosten
Met herhaalreceptuur is 85% van de totale geneesmiddelkosten gemoeid. Voor drie geneesmiddelgroepen geldt zelfs dat 95,7% van de kosten wordt bepaald door herhaalreceptuur en dus slechts 4,3% van de kosten wordt besteed aan eerste voorschriften. Deze drie groepen zijn de orale bloedglucoseverlagende middelen, de eerder genoemde thyreomimetica en de selectieve calciumantagonisten, die bij hoge bloeddruk en bij sommige vormen van angina pectoris worden gebruikt.
Tabel 1: Top 10 geneesmiddelgroepen met de meeste herhaalrecepten in 2005
Geneesmiddelgroep (ATC3-niveau) | Toepassing | Aantal herhaal-voorschriften in miljoenen | Herhaal-voorschriften in percentages |
---|---|---|---|
Antithrombotica (B01A) | Voorkómen van bloedstolling | 5,5 | 89,8% |
Bèta-blokkers (C07A) | Bij angina pectoris en hoge bloeddruk | 5,1 | 90,2% |
Antidepressiva (N06A) | Bij depressie | 5,0 | 91,0% |
Anxiolytica (N05B) | Bij angststoornissen | 4,9 | 83,7% |
Hypnotica en sedativa (N05C) | Bij slaapstoornissen | 4,6 | 88,2% |
Antilipaemica (C10A) | Cholesterolverlagend | 4,5 | 91,2% |
Maagzuurproductieremmers (A02B) | Remt de productie van maagzuur | 4,2 | 77,2% |
Orale bloedglucoseverlagende middelen (A10B) | Verlaagt de bloedglucosespiegel | 3,2 | 93,0% |
NSAID’s (M01A) | Pijn- en ontstekingsremmend | 3,1 | 48,5% |
Ace-remmers (C09A) | Bij hoge bloeddruk | 2,9 | 92,0% |
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.