Regionale voorkeur voor bloedverdunners
21 april 2006, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 141 Nr 16
Bloedverdunners
In de volksmond wordt de term bloedverdunners gebruikt voor middelen die ervoor zorgen dat er geen stolling van het bloed in de bloedbaan optreedt. Dit is echter een verzamelnaam voor groepen geneesmiddelen met een verschillend werkingsmechanisme. De twee buiten het ziekenhuis meest gebruikte groepen zijn de zogenaamde orale anticoagulantia en de trombocytenaggregatieremmers. Deze laatste groep geneesmiddelen moet voork?men dat geactiveerde trombocyten samenpakken en zich hechten aan de bloedvaatwand, waardoor de bloeddoorstroming wordt gehinderd. De meest gebruikte geneesmiddelen in deze groep zijn acetylsalicylzuur (o.a. Aspirine?) en carbasalaatcalcium (o.a Ascal Cardio? en Ascal 38?). Ook het veel besproken clopidogrel (Plavix?) behoort hiertoe. De groep orale anticoagulantia kent in Nederland twee middelen met hetzelfde werkingsmechanisme, te weten acenocoumarol (merknaam Sintrom mitis?) en fenprocoumon (merknaam Marcoumar?).
Acenocoumarol en fenprocoumon
De orale anticoagulantia zijn zogenaamde vitamine-K-antagonisten. Ze remmen in de lever de vorming van een reeks bloedstollingsfactoren, waarmee ze een indirect effect hebben op het bloedstollingproces met als doel het voorkomen van trombose. Acenocoumarol en fenprocoumon verschillen van elkaar in snelheid van werken en de werkingsduur. Acenocoumarol werkt sneller en de werking houdt na staken nog enkele dagen aan, terwijl de werking van fenprocoumon trager begint en wel 2 weken kan aanhouden nadat het gebruik van het middel is gestopt. De dosering van de middelen luistert nauw. Wordt te laag gedoseerd, dan is het effect onvoldoende. Is de dosering daarentegen te hoog, dan stolt het bloed niet snel genoeg en stoppen bloedingen niet of te traag. Gebruikers van orale anticoagulantia staan daarom onder controle van regionale trombosediensten. Op regelmatige basis wordt de stollingstijd van het bloed bepaald, aan de hand waarvan de dosering zonodig wordt aangepast. Tot de orale anticoagulantia behoort ook warfarine, dat vroeger in rattengif werd toegepast. In Nederland wordt het middel niet meer als geneesmiddel gebruikt, maar in andere landen, waaronder Engeland, wel.
Omvang van het gebruik
Er is in 2005 in Nederland 990.000 keer acenocoumarol verstrekt, terwijl fenprocoumon slechts 175.000 keer over de balie is gegaan. Het zijn beide relatief oude middelen, hetgeen tot uitdrukking komt in de lage kosten die met de middelen gepaard gaan. In totaal is in 2005 slechts ? 3,6 miljoen uitgegeven aan deze middelen, wat neerkomt op gemiddeld ? 3,13 per verstrekking, exclusief WTG-receptregelvergoeding. Evenmin zijn de kosten die gepaard gaan met de controle door de trombosediensten daarin begrepen.
Regionale voorkeur
Opvallend is dat het aantal verstrekkingen van beide middelen regionaal sterk verschilt. In tabel 1 is per regio de verhouding weergegeven tussen het aantal verstrekkingen acenocoumarol en fenprocoumon, die voor Nederland gemiddeld 5,7 bedraagt. De variatie in de verhouding is enorm, van 32,8 in de Zaanstreek tot 0,2 in het noorden van Zuid-Holland, wat neerkomt op een factor 165. De SFK beschikt niet over gegevens om na te gaan waardoor deze verschillen worden veroorzaakt. Mogelijk dat een en ander het gevolg is van verschillend beleid van de trombosediensten.
Zaanstreek Waterland | 32,8 |
Groningen | 28,6 |
Noord Holland Noord | 28,0 |
Amsterdam | 25,4 |
Midden-Brabant | 24,1 |
Friesland | 21,7 |
Zuidhollandse Eilanden | 18,1 |
t Gooi | 15,4 |
West-Brabant | 14,5 |
Rotterdam | 14,1 |
Waardenland | 13,7 |
Zwolle | 13,1 |
Zuid-Limburg | 12,7 |
Nijmegen | 10,8 |
Noordoost Brabant | 9,9 |
Flevoland | 9,0 |
Stedendriehoek | 8,3 |
Amstelland en de Meerlanden | 6,4 |
Utrecht | 6,3 |
Nederland gemiddeld | 5,7 |
Midden-Holland | 6,2 |
Arnhem | 5,2 |
Noord-Limburg | 5,2 |
Drenthe | 5,1 |
Zuidoost Brabant | 4,1 |
Nieuwe Waterweg-Noord | 4,0 |
Kennemerland | 3,6 |
Delft Westland Oostland | 3,5 |
Twente | 2,9 |
Zeeland | 1,6 |
Haaglanden | 0,6 |
Zuid-Holland Noord | 0,2 |
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.