Polyfarmacie
12 augustus 2005, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 140 Nr 32
Polyfarmacie is het gebruiken van een aantal verschillende geneesmiddelen naast elkaar. Er zijn verschillende factoren die polyfarmacie in de hand werken. Zo zijn kenmerken van de patiënt, zoals leeftijd, gezondheidstoestand en leefstijl, van invloed op de kans op polyfarmacie. Oudere personen, personen met aandoeningen als diabetes, hypertensie en hartkwalen, en personen die roken of bovenmatig alcohol gebruiken, lopen een groter risico op polyfarmacie. Daarnaast speelt geneesmiddelengebruik een rol: patiënten die NSAID’s gebruiken, hebben daarnaast vaak een maagzuurremmer ter maagprotectie nodig. Geneesmiddelen kunnen bijwerkingen hebben die leiden tot het gebruik van andere geneesmiddelen ter vermindering of voorkoming van deze bijwerkingen.
Definities en frequentie
De SFK heeft voor een random steekproef van 50 openbare apotheken onderzocht hoeveel verschillende geneesmiddelen patiënten krijgen die in het jaar 2004 chronisch medicatie hebben gebruikt. Chronisch gebruik is gedefinieerd als 3 of meer voorschriften per ATC5-code verstrekt in het afgelopen jaar, waarvan tenminste 1 voorschrift in het laatste halfjaar. Volgens deze definitie ontvangt 41% van de chronische geneesmiddelengebruikers 1 geneesmiddel en 20% gebruikt 2 geneesmiddelen langdurig. Ongeveer 17% van deze patiënten heeft in één jaar 5 of meer geneesmiddelen chronisch gebruikt. Laatstgenoemde groep wordt in dit artikel 'polyfarmaciepatiënt' genoemd.
Demografische kenmerken
Polyfarmacie komt nauwelijks voor bij personen jonger dan 30 jaar. Ongeveer de helft van de polyfarmaciepatiënten is ouder dan 70 jaar (figuur 2). In het algemeen gebruiken ouderen 3 tot 4 keer zoveel geneesmiddelen als een gemiddelde Nederlander. Verder valt op dat de man-vrouw verhouding onder de polyfarmaciepatiënten in evenwicht is tot op hoge leeftijd. Voor de leeftijdscategorieën tot en met 70 jaar geldt dat er evenveel mannen als vrouwen zijn die chronisch 5 of meer geneesmiddelen naast elkaar gebruiken. Dit wijkt af van het reguliere geneesmiddelenconsumptiepatroon, waarbij vrouwen 1,5 keer zoveel geneesmiddelen gebruiken als mannen. Boven de 70 jaar zijn vrouwen in de meerderheid, wat samenhangt met het gegeven dat er meer oudere vrouwen dan oudere mannen zijn.
Veelgebruikte chronische geneesmiddelengroepen
Ruim de helft van de polyfarmaciepatiënten gebruikt langdurend een geneesmiddel dat bloedklontering en stollingsfactoren tegengaat (tabel 1). Daarnaast gebruiken veel patiënten chronisch middelen bij hartproblemen (44%) en cholesterolverlagers (42%). De meest gebruikte geneesmiddelen door polyfarmaciepatiënten worden toegepast bij aandoeningen die een chronische therapie vereisen. Deze geneesmiddelen grijpen aan op het hartvaatstelsel, worden gebruikt bij maagproblemen of bij diabetes. Daarnaast consumeren relatief veel polyfarmaciepatiënten benzodiazepines, de verzamelnaam voor de slaap- en kalmeringsmiddelen. Benzodiazepines worden vooral gebruikt door ouderen en door vrouwen.
De SFK werkt samen met DGV en in overleg met het WINAp aan een praktijkprogramma over polyfarmacie. Hierin wordt het vóórkomen van polyfarmacie in de apotheek en bij de afzonderlijke huisartsen in beeld gebracht. Ook kunnen polyfarmaciepatiënten worden gescreend op aantal chronische middelen, specifieke geneesmiddelengroepen, en ongewenste combinaties of doseringen van middelen. Het praktijkprogramma over polyfarmacie zal na de zomer verschijnen. SFK-deelnemers die een all-in abonnement hebben, krijgen automatisch de beschikking over dit programma. Meer informatie over dit programma zal binnenkort verschijnen via de website van de SFK.
Tabel 1: top 10 chronisch gebruikte geneesmiddelgroepen bij polyfarmaciepatiënten
ATC3 | Geneesmiddelengroep | Toepassing | Percentage polyfarmaciepatiënten |
---|---|---|---|
B01A | Antithrombotica | bloedverdunnend (antistolling) | 53% |
C07A | Bètablokkers | bij angina pectoris en hoge bloeddruk | 44% |
C10A | Antilipaemica | cholesterolverlagend | 42% |
A02B | Maagzuurremmers | remt de maagzuurproductie | 32% |
C09A | ACE-remmers | hoge bloeddruk en hartfalen | 29% |
A10B | Orale bloedglucoseverlagende middelen | diabetes | 24% |
N05C | Hypnotica en sedativa | kalmeringsmiddel | 22% |
C03C | "High-ceiling" diuretica | plaspil | 21% |
N05B | Anxiolytica | slaappil | 20% |
C08C | Selectieve calciumantagonisten met vnl. vasculaire werking | bij angina pectoris en hoge bloeddruk | 19% |
Figuur 1: polyfarmaciepatiënten naar leeftijd en geslacht
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.