Hogere kosten door nieuwe geneesmiddelen
5 september 2003, Pharmaceutisch Weekblad, Jaargang 138 Nr 36
Zo is ruim de helft van de totale uitgavengroei toe te schrijven aan geneesmiddelen die sinds 1999 op de markt verschenen zijn (figuur 1). Alle schermutselingen tussen apothekers en zorgverzekeraars omtrent het inkoopbeleid en de inkoopvoordelen gaan dus voorbij aan de belangrijkste verklaring voor de huidige kostenstijging bij geneesmiddelen. Van alle geneesmiddelengroepen nemen de cholesterolverlagers met een toename van € 40 miljoen op jaarbasis in absolute zin de grootste uitgavenstijging voor hun rekening.
Prijsverlagingen
Diverse zorgverzekeraars (bijvoorbeeld Achmea, Nuts Ohra, OZ en Zorg en Zekerheid) hebben de afgelopen tijd overeenkomsten gesloten met apothekers waarbij er afspraken zijn gemaakt over lagere prijzen voor veelgebruikte patentvrije geneesmiddelen zoals omeprazol, simvastatine, paroxetine, enalapril en ranitidine. Deze afspraken gelden pas vanaf 1 juli 2003 of een latere datum. De besparingseffecten van deze afspraken klinken dus nog niet door in de cijfers voor het eerste halfjaar. Enkele apothekers hebben – mede naar aanleiding van de oproep van de KNMP - in de loop van juni eigenstandig de prijzen van bepaalde generieke geneesmiddelen verlaagd. Dit heeft echter niet altijd tot besparingen geleid, omdat de computersystemen van sommige zorgverzekeraars niet overweg bleken te kunnen met afwijkende, lagere geneesmiddelenprijzen. In die gevallen kregen de apothekers gewoon de volle prijs zonder korting uitgekeerd.
COPD-middelen
De sterkste uitgavenstijging doet zich voor bij het middel tiotropium (Spiriva®). Het betreft een luchtwegverwijder die voorgeschreven wordt bij chronische obstructieve longziekten zoals chronische bronchitis en longemfyseem. Het middel is sinds juni 2002 verkrijgbaar in de openbare apotheek. In het eerste halfjaar werd dit middel dus nauwelijks verstrekt (omzet € 300.000). In het eerste halfjaar van 2003 is de omzet echter al opgelopen tot € 11 miljoen. Ook de omzet van andere recent geïntroduceerde Astma/COPD-middelen zoals Seretide® (1999) en Symbicort® (2001) blijft stijgen. Bij de betreffende middelen gaat het om een combinatie van twee stoffen: een luchtwegverwijder en een corticosteroïde. In 2002 is er € 58 miljoen uitgegeven aan Seretide®. Gedurende de eerste helft van 2003 steeg de omzet van Seretide® met 30%. Symbicort® noteert een verdubbeling van de omzet (jaaromzet 2002: € 12 miljoen).
Nieuwkomers
Andere nieuwkomers die een belangrijke bijdrage leveren aan de huidige uitgavenontwikkeling zijn:
- Darbepoetine alfa (Aranesp®, 2001) dat wordt gebruikt bij de behandeling van anemie ten gevolge van chronische nierinsufficiëntie;
toename van € 6 miljoen in eerste halfjaar - Clopidogrel (Plavix®, 1998), een bloedverdunner; toename € 5 miljoen in eerste halfjaar
- Imatinib (Glivec®, 2001) dat wordt gebruikt bij de behandeling van leukemie; toename € 5 miljoen in eerste halfjaar
- Rofecoxib (Vioxx®, 1999), ontstekingsremmer die onder meer wordt voorgeschreven bij reumatoïde artritis.
Figuur 1: toename geneesmiddelenuitgaven naar jaar van registratie, 1ste halfjaar 2003 versus 1ste halfjaar 2002
Bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen
Dit is een publicatie van de Stichting Farmaceutische Kengetallen.
Overname van tekst, gegevens, tabellen of grafieken is toegestaan mits
onder volledige bronvermelding.